Tijdens de opleiding Mediërend Leren wordt uitvoerig stilgestaan bij de essentiële rol die de mediator speelt in het ontwikkelproces. Door gebruikmaking van een specifieke, activerende ontwikkelingsgerichte én liefdevolle interactiestijl (mediatie) tracht de mediator de cognitieve, sociale en emotionele groeimogelijkheden van de deelnemer positief te beïnvloeden. De mediator kan bewust de (interactieve) mediatiekenmerken en de cognitieve functies inzetten in het leermoment om double loop leren bij deelnemers te bereiken, gericht op transfer naar andere leefgebieden, of naar het algemeen functioneren in de maatschappij. De deelnemer wordt aan het denken gezet door interactie met de mediator vanuit het concept Mediërend Leren dat o.a. gebaseerd is op het gedachtegoed van de theorie van Structurele Cognitieve modificatie. Hierbij maakt de mediator per definitie gebruik van de zone van de naaste ontwikkeling.
In het onderstaande schema kunt u zien wat u van ons als mediatoren kunt verwachten, waarop u ons kunt aanspreken en waarop u een beroep kunt doen. De kwaliteitscriteria vormen samen het profiel van een mediator.
Aspect / niveau | Subniveau | De mediator | |
---|---|---|---|
Cognitief niveau | Overtuiging | 1.1 | gelooft in de mogelijkheden van groei, ontwikkeling en verandering van de persoon waarmee hij/zij werkt |
Algemene kennis | 1.2 | is op de hoogte van/vertrouwd met de elementaire kennis van de cognitieve psychologie, in het bijzonder de theorie van de structurele cognitieve modificatie en mediatie | |
Programma | 1.3 | kent en baseert het mediërend handelen op de theorie van de structurele cognitieve modificatie en mediatie | |
1.4 | kan in werksituaties laten zien dat hij/zij de theoretisch concepten van Mediërend Leren kan vertalen en kan toepassen in de dagelijkse praktijk | ||
1.5 | is op de hoogte van de hoofddoelstelling en de subdoelen van Mediërend Leren en bijbehorende programma’s, zoals bijvoorbeeld het MISC-concept, Bright Start en het I.V.P.-programma | ||
1.6 | kan mediatie plannen in zijn/haar interventie/lesopzet/begeleiding | ||
1.7 | kan het inzetten van cognitieve functies en strategieën in oefeningen voor zijn/haar deelnemers ontwerpen en bespreekbaar maken | ||
1.8 | kan leerstof/denkstimulerend materiaal analyseren met behulp van de cognitieve kaart | ||
Diagnose | 1.9 | is flexibel in plaats van vooringenomen in het beoordelen van het niveau van cognitief functioneren van de lerende | |
1.10 | maakt gebruik van de Zone van de Naaste Ontwikkeling om aan te sluiten bij het ontwikkelingsniveau van de gemedieerde(n) | ||
1.11 | kan leermomenten herkennen als aangrijpingspunt voor het overstijgen van het geleerde | ||
Leerproces | 1.12 | tracht zich in zijn pedagogisch handelen te richten op het verwerven van leerstrategieën bij de deelnemer | |
1.13 | draagt de cognitieve functies over aan de deelnemers waardoor ze sturing aan het eigen leerproces kunnen geven | ||
Transfer | 1.14 | tracht bij de deelnemer het inzicht/de bewustwording op te wekken dat genoemde leerstrategieën ook in andere situaties kunnen worden toegepast | |
Affectief / motivationeel niveau | Emphatie: deelnemer en omgeving | 2.1 | laat zien dat hij/zij zich kan inleven in de behoeftesystemen en de sociale/culturele omgeving van de deelnemer |
Bezieling | 2.2 | brengt met bezieling (met een emotionele lading) de betekenis van wat hij/zij beoogt over | |
Relatie: deelnemer en begeleider | 2.3 | blijft onafhankelijk en objectief, maar laat daarbij de nabijheid en het ‘team zijn’ voelen | |
Klimaat: in de pedagogische omgeving | 2.4 | creëert positieve interactie | |
2.5 | draagt optimisme over zonder “valse hoop” te wekken | ||
2.6 | creëert de behoefte om het geleerde ook toe te passen in andere situaties | ||
2.7 | draagt het concept en bijbehorende methodes over op andere domeinen | ||
2.8 | investeert in die activiteiten die het denken en leren van deelnemers in gang zet en past hiervoor mediatiekenmerken toe | ||
2.9 | is overtuigd van de waarden en functionaliteit van denkstimulerende programma’s en uit zich ook als zodanig | ||
Gedragshan-delingsniveau | Voorbereiding | 3.1 | zorgt dat er tijdens de interventie altijd een ouder of verantwoordelijke aanwezig is t.b.v. de kennisoverdracht, het model staan en de transfer |
3.2 | neemt verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en maakt gebruik van de aangeboden elementen van de pedagogische driehoek | ||
3.3 | bereidt iedere bijeenkomst/interventie grondig voor, maar is flexibel in het veranderen in opbouw als de cliënt/groep/situatie daarom vraagt | ||
3.4 | werkt met een (gestandaardiseerd) handelings-/ begeleidingsplan t.b.v. de verantwoording vooraf aan de ouders/verzorgers en gemedieerde(n) | ||
3.5 | zorgt voor commitment over de na te streven doelen | ||
3.6 | begint aan de interventie na goedkeuring van de ouders/verzorgers en de gemedieerde(n) van het handelings-/begeleidingsplan | ||
Interactiestijl | 3.7 | houdt zijn/haar eigen interactiestijl tegen het licht op basis van het gedachtegoed van Feuerstein, Klein, Tzuriel e.a. (beliefsysteem en mediatiekenmerken) en kan verbeterpunten formuleren en oppakken | |
3.8 | werkt volgens de visie van mediatie en past de uitgangspunten van interactie en mediatie toe | ||
3.9 | kan leervragen stellen en anderen helpen leervragen te formuleren | ||
3.10 | vertoont gedrag (regulatie/structuratie en controle) waardoor een werkklimaat wordt ontwikkeld waarin reflectie samengaat met dialoog en vertrouwen | ||
3.11 | respecteert het individu door aandacht te hebben voor of in te spelen op zijn/haar interventie | ||
3.12 | bevordert het gedrag/gewoonte om leerervaringen samen te delen, door deelnemers uit te dagen hun mening te geven | ||
3.13 | begeleidt gemedieerden bij het sturen van het eigen leerproces/ontwikkeling | ||
3.14 | daagt de deelnemers uit te leren hun eigen mening te geven en nodigt ze uit gevoelens te delen | ||
3.15 | verlangt van de deelnemer realistische doelen te stellen | ||
3.16 | besteedt expliciet aandacht aan vaardigheden die nodig zijn om samen te werken | ||
3.17 | is doelgericht | ||
3.18 | geeft aan het einde van de interventie tips/huiswerk waarmee de gemedieerde(n) en ouders/verzorgers in hun eigen context mee aan het werk kunnen gaan | ||
Verantwoording / evaluatie | 3.19 | maakt regelmatig video-opnames en analyseert deze op basis van de mediatiecriteria en de gestelde doelen van de interventie (zelfreflectie) | |
3.20 | maakt een schriftelijke verantwoording op basis van de vooraf gestelde doelen naar de gemedieerde(n) en ouders/verzorgers, waarin ook suggesties gedaan worden naar de toekomst (evaluatieverslag/handelingsplan) | ||
3.21 | bespreekt samen met de gemedieerde(n) en ouders/verzorgers de resultaten van de interventie | ||
3.22 | geeft suggesties/adviezen/doelen voor de toekomst die toepasbaar zijn in de gehele context van de gemedieerde(n) | ||
Organisatie-niveau | Collega’s | 4.1 | is bereid zich kwetsbaar op te stellen om te komen tot collegiaal leren |
4.2 | heeft inzicht in het verloop van het leerproces van zichzelf en collega’s | ||
4.3 | maakt gebruik van audiovisuele hulpmiddelen in combinatie met mediatie om collega’s inzicht te geven in hun manier van werken (de veiligheid van de collega en de mediator staan hierbij centraal) | ||
4.4 | kan collega’s laten reflecteren op hun eigen manier van werken | ||
4.5 | kan leervragen stellen en kan collega’s helpen leervragen te formuleren | ||
4.6 | bevordert collega´s in het verkrijgen van de deskundigheid van Mediërend leren en bijbehorende programma’s en methodes. | ||
Organisatie | 4.7 | heeft inzicht in relevante ontwikkelingen binnen de organisatie | |
4.8 | laat zien inzicht te hebben in het toekomstbeeld van de organisatie en neemt initiatieven om hieraan (via Mediërend Leren) zijn/haar bijdrage te leveren in de groep/klas en buiten de groep/klas | ||
4.9 | vertoont gedrag (regulatie/structuratie en controle) waardoor een werkklimaat wordt ontwikkeld waarin reflectie samengaat met dialoog en vertrouwen | ||
4.10 | is in staat zijn leerproces aan te laten sluiten bij de toekomstbeeld van de organisatie | ||
4.11 | maakt een begeleidingsplan voor de organisatie / stelt een implementatieplan op ter invoering van Mediërend Leren. |